Elke maand licht onze jurist een uitspraak toe van een bijzondere zaak.
‘Zondag wordt maandag-regel’
Op grond van de Algemene termijnenwet geldt, dat een in een wet gestelde termijn, zoals de standstill-termijn, die op zondag eindigt, wordt verlengd tot en met de eerstvolgende dag. Een en ander wordt ook wel aangeduid als de ‘zondag wordt maandag-regel’.
Bij de uitspraak van deze maand staat de vraag centraal, of de ‘zondag wordt maandag-regel’ ook geldt bij de contractuele vervaltermijn? De uitspraak van (Voorzieningenrechter) Rechtbank Den Haag 1 februari 2021, 16 december 2020, ECLI:NL:RBDHA:2021:1251 geeft duidelijkheid.
Termijnen
In de Aanbestedingswet staat: “Een aanbestedende dienst neemt een opschortende termijn in acht voordat hij de met de gunningsbeslissing beoogde overeenkomst sluit.” Het gaat hier om de standstill-termijn, in de praktijk ook wel Alcatel-termijn genoemd. Deze termijn bedraagt tenminste 20 kalenderdagen en is bedoeld om inschrijvers effectieve rechtsbescherming te bieden, door hen adequaat de tijd te gunnen om tegen de gunningsbeslissing een kort geding aanhangig te maken.
Omdat de aanbestedende dienst op enig moment ook verder moet, neemt hij doorgaans ook een contractuele vervaltermijn op in de aanbestedingsstukken. Volgens een contractuele vervaltermijn verspeelt een inschrijver zijn rechten om een kort geding aanhangig te maken, wanneer dat niet binnen de (overeengekomen) vervaltermijn gebeurt.
Waar draaide de zaak om?
De aanbestedende dienst heeft een Europese openbare aanbestedingsprocedure georganiseerd. Daar schreven 3 ondernemers, waaronder ‘eiseres’, op in.
Op 12 oktober 2020 heeft de aanbestedende dienst de gunningsbeslissing verzonden. In de aan eiseres verzonden gunningsbeslissing staat vermeld, dat de aanbestedende dienst voornemens is de opdracht te gunnen aan een ander, en dat de inschrijving van eiseres ongeldig is verklaard.
In de aanbestedingsstukken is een standstill-termijn en een contractuele vervaltermijn van 20 kalenderdagen opgenomen die beiden eindigen op zondag 1 november 2020.
Eiseres is het niet eens met de gunningsbeslissing en heeft op maandag 2 november 2020 een kort geding aanhangig gemaakt.
De voorlopig gegunde inschrijver en de aanbestedende dienst stellen zich in het kort geding op het standpunt, dat eiseres niet-ontvankelijk in haar vorderingen is, omdat zij, gezien de in de aanbestedingsstukken opgenomen contractuele vervaltermijn, niet tijdig een kort geding aanhangig heeft gemaakt.
Wat vindt de rechter?
“De opschortende termijn en de vervaltermijn zijn twee verschillende termijnen, waarop, tenzij anders is overeengekomen, verschillende regimes van toepassing zijn. De opschortende termijn die de aanbestedende dienst verplicht in acht moet nemen voordat hij de met de gunningsbeslissing beoogde overeenkomst sluit is een dwingende, uit de wet voortvloeiende termijn, waarvan niet in het nadeel van inschrijvers of gegadigden kan worden afgeweken. Door het verstrijken van de opschortende termijn vervalt voor een inschrijver of gegadigden echter niet het recht om (eventueel nog na contractsluiting) een rechtsvordering met betrekking tot de aanbesteding in te stellen. Een vervaltermijn regelt dit laatste wel. Een vervaltermijn is een door partijen overeengekomen, contractuele termijn, waarna een afgewezen inschrijver niet meer in rechte kan opkomen tegen de voorlopige gunningsbeslissing.”
Volgens de voorzieningenrechter is in de aanbestedingsprocedure zowel een standstill-termijn als een contractuele vervaltermijn tussen betrokken partijen overeengekomen, en heeft eiseres, doordat zij bij inschrijving uitdrukkelijk akkoord is gegaan met alle eisen, vereisten en voorwaarden uit de aanbestedingsstukken, onvoorwaardelijk ingestemd met de contractuele vervaltermijn. Daarnaast is op een contractuele vervaltermijn in beginsel – tenzij anders overeengekomen – niet de Algemene termijnenwet van toepassing. Als een vervaltermijn eindigt op een zaterdag, zondag of feestdag wordt de termijn daarvan daarom niet verlengd tot de eerstvolgende werkdag. Al het voorgaande betekent dat de vervaltermijn eindigde op het einde van het laatste uur van zondag 1 november 2020 en dat eiseres niet tijdig voor afloop van die vervaltermijn dit kort geding aanhangig heeft gemaakt. Eiseres wordt daarmee niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen. Het verweer van de voorlopig gegunde inschrijver en de aanbestedende dienst slaagt dus. De gunningsbeslissing blijft (dan ook) in stand.
Conclusie
Inschrijvers moeten de in de aanbestedingsstukken opgenomen termijnen zorgvuldig bestuderen en naleven. In het voorkomend geval kunnen zij de aanbestedende dienst in de Inlichtingenronde (ook) naar redelijkheid verzoeken, om de contractuele vervaltermijn gelijk te laten eindigen met de wettelijke standstill-termijn.
Heb je vragen of wil je meer informatie? Neem dan contact met ons op!