Uitspraak van de maand

Elke maand licht onze jurist Irene Gijzen een uitspraak toe van een bijzondere zaak.

Gebrek aan personeel als gevolg van de coronacrisis

Bij de uitspraak van deze maand staat de vraag centraal of een gegunde partij drie raamovereenkomsten met behulp van onderaannemers mag uitvoeren, ook al heeft zij zonder gebruikmaking van onderaannemers ingeschreven. Wat zijn de regels voor het inschakelen van onderaannemers? En speelt personeelstekort door de coronacrisis hier nog een rol in?

De uitspraak van (Voorzieningenrechter Rechtbank Den Haag 7 september 2020, ECLI:NL:RBDHA:2020:8877) geeft duidelijkheid.

Waar draaide de zaak om?

De aanleiding is een Europese openbare aanbestedingsprocedure voor het sluiten van een raamovereenkomst (met 11 percelen) voor het leerlingen- en jeugdwetvervoer voor een aantal gemeenten in het Westland. Taxibedrijf Munckhof wint zelfstandig 3 percelen. Na gunning geeft Munckhof aan dat de uitvoering met eigen personeel niet lukt, omdat zij als gevolg van de coronacrisis niet voldoende chauffeurs heeft weten te werven. Zij verzoekt gebruik te mogen maken van onderaannemers. De inwilliging van het verzoek van Munckhof zou er op neerkomen dat zij de opdrachten voor 40% met eigen chauffeurs en voor 60% met chauffeurs van onderaannemers uitvoert. De gemeenten zien dit niet zitten en gaan over tot ontbinding van de overeenkomst. Munckhof stapt vervolgens naar de rechter.

Wat vindt de rechter? 

Op de opdracht zijn de VNG Model Algemene Inkoop voorwaarden voor leveringen en diensten van toepassing. Hierin staat duidelijk dat een contractant na goedkeuring van de gemeenten de uitvoering van de overeenkomst geheel of gedeeltelijk mag laten uitvoeren door onderaannemers. In de Nota van Inlichtingen is bovendien aangegeven dat inschrijvers ervan mogen uitgaan dat de gemeenten goedkeuring niet op onredelijke gronden zullen onthouden.

De informatievoorziening in het verzoek van Munckhof is echter gebrekkig. Niet helder is hoeveel onderaannemers het taxibedrijf wil inzetten, wie de onderaannemers zijn en voor hoelang zij zullen worden ingeschakeld. Hierdoor weten de gemeenten niet goed waar ze aan toe zijn en durven zij het niet aan.

Gelet op het belang van de inzet van chauffeurs bij de uitvoering van de raamovereenkomsten, de substantiële mate waarin Munckhof onderaannemers wil inschakelen voor chauffeurswerkzaamheden en de onduidelijkheid die Munckhof heeft laten bestaan over die inzet, vindt de rechter dat de gemeenten in redelijkheid hebben kunnen besluiten tot afwijzing van het verzoek van Munckhof.

In de raamovereenkomsten is uitdrukkelijk vastgelegd dat indien een gebrek aan personeel in de weg staat aan de nakoming van de overeenkomsten dit voor rekening en risico komt van de contractant. Munckhof kan daarom geen beroep doen op onvoorziene omstandigheden. De omstandigheid van de coronacrisis maakt dit niet anders.

De overeenkomsten kunnen met onmiddellijke ingang ontbonden worden indien de contractpartij niet in staat moet worden geacht haar daaruit voortvloeiende verplichtingen na te komen. Het is duidelijk dat Munckhof ernstig tekort zou schieten in de nakoming van de raamovereenkomsten indien zij deze enkel met eigen chauffeurs moet uitvoeren. Daarmee is het verzuim ingetreden.

Conclusie

De inzet van voldoende personeel kan lastig zijn in de huidige coronacrisis. Ten tijde van de inschrijving op een aanbesteding was deze situatie nog geheel onvoorzien waardoor het taxibedrijf er niet op had gerekend onderaannemers nodig te hebben.

Nu blijkt dat ze de opdracht niet zelfstandig kunnen uitvoeren en dat de informatievoorziening rondom de onderaannemers cruciaal is.

Als hoofdaannemer blijft alleen Munckhof verantwoordelijk voor de uitvoering van de opdracht, de gemeenten hebben contractueel niks te maken de partijen die alsnog ingeschakeld worden. Is het begrijpelijk dat de gemeenten bij een type dienstverlening als leerlingenvervoer, waarbij met kwetsbare kinderen wordt gewerkt, het enorm belangrijk vinden om als gemeenten zekerheid en controle te hebben over de hoedanigheid en de betrouwbaarheid van de uitvoerder(s) van de overeenkomst?

Of hadden de gemeenten zich in dit geval beter begripvol kunnen opstellen door onderaanneming toe te staan en er op te vertrouwen dat dit zou leiden tot een juiste uitvoering van de opdracht?

In dat geval hadden ze niet tot ontbinding hoeven overgaan en was een rechtszaak uitgebleven.

Irene Gijzen, jurist Stichting RIJK

Heb je vragen of wil je meer informatie? Neem dan contact op met Irene!